| Dr. Jan Engelen tot
1 juli 2007 docent voor katechese/katechetiek
|
|
een korte
biografie
In 1942 word ik in Schaesberg geboren. Die plaats heet tegenwoordig Landgraaf. Opleiding. Na het gymnasium volgt het
Noviciaat, inleiding in het kloosterleven. Het is een jaar in volstrekte
afgeslotenheid. Filosofie studeer ik in Dordrecht in het Karmelietenklooster Amstelwijck, rechts van de autoweg richting Moerdijk, van 1962 tot '65. We beginnen o.a. met klassieke psychologie. Het Thomisme wordt aangesneden, ik lees Thomas in het latijn. Logica. Metafysica. Geschiedenis van de filosofie. wij volgen in feite de laatste restjes traditionele opleiding, met anti/modernisteneed en al. Na een half jaar volstrekt niets begrijpen komen de eerste tentamina. Opeens, als een flits: het klikt. Het wordt zeldzaam spannend en intrigerend. Voor het eerst gaat studeren ergens over, komen er voeten op de grond. Ik stroop de bibliotheek af. Merlau-Ponty, Kwant, Luijpen, Kant, Hegel, Marx, Ricoeur, Levinas, het lichaam, existentie, de ander. De ontdekking is: je hoeft niet meer van buiten te leren. Je kunt ook dingen begrijpen, er bestaan samenhangen, je kunt vragen proberen. Sommige vragen zijn beter dan andere. Hoe komt dat? Theodicee, "natuurlijke godsleer"wil er bij mijn klas niet in. Godsbewijzen betekenen voor ons niets. Als de transcendente transcendent is, hoe kan die dan immanent worden of zijn? Ik begrijp nog niet dat taal niet een blik woorden is. Spreken kan ook zoiets als tasten of fouilleren kan zijn, aanvoelen, wellicht, vermoeden of proberen te duiden. Taal begint samenhang aan te reiken. Leren of studeren was in mijn jeugd vooral memoriseren. Dat doet er nu niet meer toe. Alles wordt anders, ook anders toegankelijk. Filosofie neemt de plaats over die wiskunde eerder had. Maar ik zit met veel vragen en verheug me op de theologie. Dat wordt spannend. Daar zal het toch over gaan. Naast de ontwikeling van je
denken doen we in Dordrecht ook aan praktijk. We hebben allerlei clubjes
die concreet werk doen: boomonderhoud, tuinieren, dieren, maar ook boekbinden,
en mijn club, de stena, stencils maken en vermenigvuldigen. Daarnaast
ook sociaal werk: we beginnen in Dordrecht met werken in het woonwagenkamp
en in een clubhuis, buurt en jongerenwerk. Buitengewoon inspirerend. Andere
mensen zijn heel andere mensen. Dat is interessant. Nabijheid is bemoedigend.
Maar ik verheug me op wat komt,
de theologie. Ik heb zoveel vragen over mijn geloven, over geloven zowiezo.
Ik hou van de kerk, maar wat moet ik daar of daarmee? Daarom ben ik blj
met de theologie. Dan kan ik verder komen met wat mij daar wezenlijk bezig
houdt. Sinds 1964 is het nederlands
ook in de katholieke kerk een liturgische taal geworden. Het gregoriaans
bewaren we, dat heeft zijn eigen schoonheid en warmte, maar nederlandse
liturgie en nederlandse kerkmuziek maakt duidelijk dat liturgie niet alleen
een ritueel is, een gebeuren dat je in gang zet en afwerkt. In de liturgie
verwoord je ook je geloven, vind je taal om woorden te zingen die je nauwelijks
zeggen of spreken kunt. Na drie jaar filosofie vertrekt
"mijn studiejaar" in augustus 1965 naar Merkelbeek. Ik kom terug
waar ik als 12-jarige begonnen ben, maar aan de andere kant van het gebouw.
Niet meer het klein-seminarie en dus de gewone middelbare school, maar
het klooster. We weten dan volstrekt nog niet dat het maar voor twee jaar
zal zijn. In het voorjaar van 1967 vindt
er voor ons fraters karmelieten in Merkelbeek een 'aardbeving' plaats.
Ons wordt verteld: Alle katholieke opleidingen filosofie en theologie
in Nederland worden gecentraliseerd. "Mijn klas" hoeft nog maar
twee jaar basisvorming theologie te doen. De Karmelieten gaan als
fusiepartners mee in Nijmegen. Wij, die laatste groepen van de "oude
garde", moeten maar naar Amsterdam, naar de KTHA. Ik vind dat jammer.
Ik wil graag universitair afstuderen. Ik wil doorgaan in filosofie en
theologie. "Dat komt dan later wel." Vat ik het verhaal tot nu toe
samen. Van 1955 tot 1962 (ik ben dan 13 tot 20 jaar) leef ik in een situatie
die te vergelijken is met een internaat, volstrekt afgesloten van "de
wereld". Geen krant, geen radio geen t.v.. Vanuit die hecht gesloten wereld
van seminarie en klooster kom ik in 1967 in Aalsmeer te wonen, om in Amsterdam
te gaan studeren op de KTHA (Kath. Theol. Hogeschool Amsterdam - Keizersgracht
105, vlak bij Westerkerk). Het is dan één jaar voor de Maagdenhuisbezetting
en de happenings bij het Lievertje. Mijn wereld verandert meer dan 100 %. Zou ik bij al die verandering ook maar enigermate dezelfde kunnen zijn? Voorbeeldje. Wellicht september 1967 zie ik in de Stadschouwburg van Amsterdam iemand met een 'petje of zo' op lopen. Ik weet nog niet dat dat een keppeltje is. Ik weet nog volstrekt niets van of over het Jodendom. Op 15 oktober begint de KTHA in het pas verbouwde gebouw De Bruynvis, Keizersgracht 105 Amsterdam. Een van de docenten is Jehoedah Ashkenazy. Kennismaking met de Joodse traditie blijkt een bron van inspiratie. Wetenschap en reflectie, het systematische en het toevalige dat je overkomt of dat je meemaakt, horen bij elkaar, zoals de zondag en de overige dagen van de week. Ben Hemelsoet doet in zijn exegese alsof zijn vak iets met lezen te maken heeft en alsof verstand en inzicht niet overbodig zijn. Niet beter weten over teksten maar lezen hoe dat wat er er staat er staat. Frits Tillmans dwingt je om je gedachten te formuleren, je moet je manier van aanpak verhelderen en laat zien dat dit soort plichten ook uitnodigingen zijn. Wat vind je? Is er een alternatief? Hoe zou je uitleggen? Het zijn docenten die ik in 2025 nog regelmatig dankbaar gedenk. In 1969 rond ik mijn studie theologie in eerste instantie af. Vanaf 1969 tot 1971 ga ik mij verder specialiseren in Amsterdam (Frits Tilmanns, Arie Leijen, Jehudah Ashkenazy) en Parijs (Paul Ricoeur, Jacques Derrida, Emmanuel Levinas). Mijn hoofdvakken zijn: dogmatiek, hedendaagse filosofie, judaica, exegese. Arie Leyen biedt een privatissimum aan, een werkcollege over Jacques Derrida, De la Grammatologie. Eigenziniger en meer bij de tijd kan voor mijn gevoel bijna niet. Tijd te kort. Het eigen
onderwerp. Geloven is voor mij als kind van mijn wereld eigenlijk natuurlijk. Het hoort vanzelfsprekend binnen de samenhang van de katholieke gemeenschap van midden vorige eeuw in Zuid-Limburg. In contact met de randstedelijke cultuur en wereld van de filosofen en theologen blijkt die oude wereld steeds minder mijn plaats. Ik wil het begrijpen, ook kunnen uitleggen voor mezelf. Meer dan de gewoonten (cultuur) worden teksten mijn huis - maar hoe moet dat dan? Wetenschappelijk, rationeel, logisch, loop ik op een simpele manier vast. De traditionele woorden wijzen mij geen enkele weg meer. De sociale kant van het leven is rijkdom, alleen word ik gek van mezelf. Mijn hoofd vindt geen rust. Dat is al jaren zo. Als 12-jarig jongetje ging
ik in 1955 thuis weg. Ik wilde "pater worden". In 1969 ben ik
priester gewijd door bisschop Zwartkruis. Het is de vervulling van een
lange droom. In September 1969 gaan mijn klasgenoten pastoraal theologie
studeren. Zij trekken samen op maar binnen de korstste keren sta ik er
alleen voor. Niets meer te merken van "broederschap". In 1971
ga ik weg uit de wereld van seminarie en klooster. Alle rijkdom die ik
er vond, het is mijn plaats niet meer. Het maakt je niet gelukkig wanneer
je gezag groter wordt, maar jij voor jezelf geen plek kunt vinden en er
in feite niemand voor jou is. Een oude vriendschap wil ik meer kans geven.
We kennen elkaar al een jaar of vijf, zien elkaar min of meer regelmatig.
Zij wordt ook belangrijker voor me. Zij luistert naar me. Ik wil ik niet
weg uit "het klooster" - dat is mijn leven - , maar ik ga weg,
ik moet wel. Maar het is wel een drama. Ik heb er geen idee van wat ik
zou kunnen doen of worden, maar blijven kan niet meer. In 1971 zoek ik uit hoe dat in onze samenleving moet, wanneer je wilt trouwen. Professioneel is volstrekt onverwacht het geluk zeer met me. Ik word benoemd op de RK Ped.Ac. "De Voorzienigheid", Lauriergracht Amsterdam. Vanaf dag 1 is lesgeven echt spannend en plezierig. Daarnaast blijf ik studeren. Twee jaar later, in 1973 wordt onze oudste dochter geboren. In 1975 leg ik het Doctoraal
examen theologie af. Het afstudeerproject is een onderzoek naar dogmatiek
en de filosofie van het symbool, aangetoond in het voorbeeld van de eucharistie.
De traditionele logica van de "theologie" loopt daarin vast.
Een meer grammatologische benadering (Derrida) biedt mogelijkheden. Exegese,
goed lezen en jezelf oefenen in beter en zorgvuldiger lezen, niet alleen
gealfabetiseerde teksten maar ook andere vormen van gedrag en presentie
of presentatie. Resten worden monumenten. Teksten tillen je over de grenzen
van tijd en ruimte heen, maken de wereld waarin wij leven groter in tijd
en ruimte. Taal kan je tijdgenoot maken. Wat doe je wanneer je leest?
Er dient nog veel gelezen en geproefd te worden. In 1976 is mijn pabo "De Voorzienigheid" geminimaliseerd. Ik ga vrije tijd krijgen. Wat ik eigenlijk nog zou moeten doen is: mij meer verdiepen in het lezen van teksten uit de Bijbelse literatuur. Ik kies voor een klein gedeelte uit het evangelie van Johannes. In mijn Parijse tijd ben ik veel bezig geweest met Johannes 9. Ik kies nu voor Johannes 7, een tekst die meer beperkt lijkt, meer afgesloten, een geheel, al blijken de gangbare commentaren het veker te zien als een tekst die het gevolg is van een ongelukkige gechiedenis, een tekst zonder samenhang. Ik vraag Ben Hemelsoet of hij
kritisch mee wil lezen en zo mijn studie wil begeleiden. Over twee jaar
zullen we dan zien of uit dit studeren meer dan een persoonlijke verrijking
komt.
Op 22 mei 1986 verdedig ik
op de KTHA het proefschrift: Johannes
7, afbakening, samenhang, lezing. Het proefschrift ondervindt
nogal wat moeilijkheden. De algemene theorieën maken Johannes en
in het bijzonder het zevende hoofdstuk tot een eigenlijk onmogelijke
tekst. Maar deze historisch-methodische manieren van lezen proberen
de tekst te "ketenen en te confiskeren voor de eigen (wetenschappelijke?)
veronderstelingen" en maken het lezen van wat er staat onmogelijk.
Veel voorbeelden uit de literatuur over Johannes laten dit zien.
In mijn proefschrift wordt hevig gediscussieerd in de voetnoten. Professioneel. Hoofdvragen worden: hoe wordt een student(e) meer onderwerp van haar of zijn eigen studeren? Hoe maak je het mogelijk dat ze ook in dit, veelal onbekend vakgebied, toch een begin en een weg vinden? In 2007 wordt ik 65. Ik wil niet met pensioen. Mijn werk doe ik met hart en ziel en veel plezier. Wat je interesant vindt gooi je niet weg! Na 36 jaar gebeurt wat al die tijd ondenkbaar is: ik moet/ga met pensioen. (Een "overval" dwingt mij radicaal om te denken. Twee maanden voor mijn pensionering wordt toevallig slokdarmkanker geconstateerd. Na 5 jaar overleeft 10% deze kwaal. Door een appeltje en een sinasappeltje waar ik mee begonnen was, merkte ik "iets anders" bij het slikken. Daarom ben ik toevallig op tijd en kan nog geopereerd worden. En het gaat goed.Ik ben intussen (1925) bijna18 jaar verder.) Collegiaal
Publiceren Het meeste materiaal voor studenten, gebaseerd op een meer verantwoorde en creatieve manier van omgaan met de bijbelse literatuur, heb ik zelf ontwikkeld. Eerst zijn er readers. Al dat materiaal wordt meer toegankelijk via mijn website die ik rond 1997 begin op te zetten. Sinds 2004 komt er op mijn website ook plaats voor het denken van Emmanuel Levinas, Jacques Derrida en Jean-Luc Nancy. Op de site staat een werkvertaling van het artikel La Pharmacie de Platon (uit La dissémination, van Jacques Derrida, Parijs, Ed. du Seuil, 1972, pp. 69-197). Wie er de moeite voor neemt (en nog eens neemt), kan in dat artikel mee kijken in de keuken van een indertijd nog vrij jong intellectueel/filosoof die dan al begonnen is, een filosoof van wereldformaat te worden. Levinas laat in het spoor dat de ander is zien hoe de steeds transcendente Ander mij interrumpeert, mij het woord geeft of verplicht tot spreken. Nancy herkneedt in de visitatie de taal om 'wat onzichtbaar is' te laten zien. Van hem ook een kort artikel over wat het betekent dat de goden zich teruggtrekken. (In onze tijd zijn het vele goden die zich terugtrekken. Daarbij kun je denken aan onaantastbare (staats)vormen, maatschappelijke instituten en organisaties, maar ook algemeen gedragen inzichten, zienswijzen, liefdes.) Ik ben medeoprichter van het interconfessionele tijdschrift Interpretatie, tijdschrift voor Bijbelse Theologie dat met Dirk Monshouwer als Hoofdredacteur voor het eerst in januari 1993 verschijnt. Twaalf jaar blijf ik lid van de redactie. Ik heb gedurende
enkele jaren grote delen uit de Torah enigermate open gelegd voor radioluisteraars
van de KRO voor het nieuws van 's morgens half acht in het programma Het
levend woord en ik publiceer regelmatig in Kerugma, een reeks cahiers
ten dienste van de verkondiging en Interpretatie. In 2006 word ik
gevraagd hoofdredacteur van Kerugma te worden. De uitnodiging heb
ik na ernstig beraad aanvaard. Vanaf jaargang 51 nummer 1 draag ik als
hoofdredacteur de eindverantwoordelijkheid. Onder de titel Exegetische
sporen schrijf ik korte commentaren bij de zondagse lezingen. Voor
mij is het is verheugend dat zovelen hun inspiratie ten dienste willen
stellen van hen die geroepen worden om voor te gaan in vieringen. In 2012
spreken we (gezien het aantal abonnementen en de beperkte beschikbaarheid
van auteurs) af: we proberen nog vijf jaar door te gaan. Het herfstnummer
van 2017, nr 60,4, zal het laatste nummer zijn. Website Kerk ter
plaatse Persoonlijk. Sinds
juli 2007 ben ik gepensioneerd. Mijn nieuwste carriere is zeer incidenteel figureren bij De Nederlandse Opera. Het spannend te zien hoe een opera-productie tot stand komt. Maar studeren en schrijven blijven puur een vreugde. Ik begin zelfs Jean Luc Nancy te begrijpen. In 2014 begin ik met Genesis op Het Plein van Siena. In 2015 wordt het Exodus. De leden van de groep vragen me of ik niet Johannes met hen wil lezen. Ik stem toe. Uren later voel ik dat hun vraag mij echt ontroert. In oktober 2016 beginnen we met een kleine groep aan een zorgvuldige lezing van het Evangelie volgens Johannes. Na drie tot vier bijeenkomsten begint het te wennen. Ieder die wil is van harte welkom. Nog kunnen we die belangrijke teksten die zo medebepalend zijn voor onze identiteit lezen. Johannes
leidt sindsdien een eigen leven. Pastores en pastorale werkers in Arnhem-Zuid
en de Veluwe nodigen mij uit, studiedagen over Johannes te geven. Tot
mijn grote vreugde mag ik in de Abdij van de Trapisten 3 studiedagen Johannes
geven, 6 dagdelen.
Sinds 1922 wonen wij
in Badhoeedorp. Mijn vriend Loek Seeboldt o.carm, "priester assistent",
pastor in Badhoevedorp, vraagt mij eens in de maand een: dienst van woord
en communie" te leiden. Loek is najaar 2025 gestorven. Ik heb de
gemeenschap aangeboden de diensten waarvoor een voorganger beschikbaar
is te leiden. In feite is dat 2 tot 3 zondagen per maand. Daarnaast dien
ik ook in de Meerwende, een verzorgingshuis waar ik naast woon. laatste versie, bijgewerkt 31-05-2025 |
| voor
vragen en of opmerkingen |